Een communicatieadviseur en z’n maatje
Sinds een paar maanden bezoek ik iedere week een maatje in een verzorgingshuis. Ze is 93, laat ik haar Maria noemen. Na afloop van mijn eerste bezoekje, liet ik Maria in haar rolstoel achter voor het raam van haar appartement. Alleen. Wachtend totdat iemand haar zou komen halen voor de lunch. Dit beeld raakte me en zette me aan het denken. Wat voeg ik als communicatieadviseur die veel voor zorgorganisaties werkt toe aan deze realiteit? Hoe helpen mooie woorden en beelden Maria in haar dagelijks leven? Ik dacht ook: de volgende keer pakken we ons afscheid anders aan, maar daarover later meer.
Het echte leven
Laat ik me eerst maar eens bescheiden opstellen. Niets van wat ik schrijf en geen campagne die ik bedenk geeft Maria de volledige regie over haar leven terug – hoe hard de meeste zorgorganisaties, terecht, ook roepen dat eigen regie belangrijk is. De werkelijkheid is dat, wanneer ik op zaterdagochtend rond half elf aankom, Maria regelmatig nog zit te ontbijten. Ze kan niet zonder tillift uit bed komen. Twee verzorgenden helpen haar daarbij. Dat doen ze aan het einde van hun ronde, waardoor Maria vaak de laatste bewoner van haar afdeling is die opstaat.
En Maria vertelde me al een aantal keer over de jaarwisseling. Ze wilde graag wachten tot middernacht, maar ze was niet de enige. Het zorgpersoneel was direct na twaalf uur druk om iedereen voor te bereiden voor de nacht. Maria maakte al anderhalf uur van het nieuwe jaar mee, voordat ze om half twee kon gaan slapen. Dat wil ze trouwens liever niet meer, dus volgend jaar gaat ze maar om tien uur naar bed.
Zorgcommunicatie
Tja, tegen deze werkelijkheid valt niet op te communiceren, toch? Sommige dingen zijn nu eenmaal zoals ze zijn – ik kan ze niet mooier maken. Maar ik kan (zorg)organisaties wel helpen definiëren en uitdragen wat zij belangrijk vinden. Zodat woorden als ‘eigen regie’ of ‘menswaardige zorg’ concrete betekenis krijgen. Waardoor organisaties helder beleid kunnen maken en zorgmedewerkers handvatten krijgen om zorg te verlenen op een manier waarin zij geloven. Die ze helpt om nieuwe medewerkers aan te trekken die ook achter de visie staan. En die zorgt voor de juiste sfeer.
Toevallig werken wij voor de organisatie bij wie Maria woont. En hoewel onze bijdrage misschien bescheiden is: de sfeer bevalt me daar wel. Medewerkers die we tegenkomen als we op de lift wachten wensen ons met een grote glimlach op hun gezicht een fijne wandeling. En Maria raakt onderweg niet uitgepraat over haar favoriete medewerker van de dagbesteding. Zij neemt in de herfst de prachtigste foto’s van de paddenstoelen in de berm waar we langslopen.
Een fijner afscheid
Zodra we terug zijn van ons rondje is het meestal tijd voor de warme maaltijd. Ik zet Maria in haar rolstoel aan tafel. Het keuzemenu ligt al klaar. Maria zet haar kruisjes bij de lichtste route van voorgerecht naar dessert – ze heeft haar ontbijt pas net op.
Rondom krijgen de eerste mensen hun eten, vaak met een grapje erbij. De medewerkers kennen iedereen. Ze weten precies bij wie ze wat kunnen maken. De mensen lachen.
Ja, ik vind het makkelijker om Maria hier gedag te zeggen dan in haar eigen appartement. En als ik – indirect – ook maar een beetje aan deze sfeer kan bijdragen, dan doe ik dat graag. Ik wens Maria en haar tafelgenoten smakelijk eten en loop met een glimlach naar buiten.